De Bodem

Misschien is bodem niet helemaal het goede woord, en kan ik beter over “grond” spreken. Want ik kan hier wel een complete verhandeling houden over de oorsprong van de bodem en uit welke bestanddelen alle lagen van de bodem bestaan en welke chemische reacties daar allemaal plaatsvinden, maar volgens mij heeft dat niet zo heel veel nut, en eerlijk gezegd begrijp ik daar zelf ook niet zo veel van. Uiteindelijk gaat het vooral om de bovenste lagen, en met tuinieren vooral de bovenste één tot anderhalve meter.

Houd wel rekening met het feit dat sommige planten heel diep kunnen wortelen, ook al lijkt het alsof de wortels maar tot een centimeter of 25 diep gaan.

Maar over de bodem; het is best belangrijk om je eigen bodem of eigenlijk grond te kennen.

Grofweg kun je de bodem verdelen over 3 soorten: Zand, Leem en Klei. Er zijn niet alleen deze drie pure soorten maar ook tussenvormen waarbij een grondsoort uit Klei-Leem bestaat, of juist uit Leem-Zand.

Je moet eigenlijk wel gewoon weten wat jouw grondsoort is. Want die kun je nooit veranderen! Daar zul je het mee moeten doen, en dan kun je maar beter weten wat het is en wat je er mee kunt, en vooral ook wat je er niet mee kunt. Je kunt een grondsoort verbeteren maar nooit veranderen! Zelf hebben we sinds 1991 een volkstuin op vette klei; al die jaren spitten we stalmest met stro onder, en maken en gebruiken we compost. Alle bodemverbeterende middelen gebruiken we dus al ruim 15 jaar en onze bovenlaag is inderdaad veel beter van structuur geworden………..maar klei blijft klei. Een goede week regen en de grond slaat dicht, 2 weken geen regen en de scheuren komen in de grond.

Een jaar of 3 geleden waren er Gemeentewerkzaamheden langs ons tuinbouwcomplex en we hebben eens gekeken wat er naar boven kwam bij het graven; op zo’n anderhalve meter diepte zit alleen maar blauwgrijze klei; en niet gewoon klei maar het soort klei waar je echt letterlijk mee kunt kleien; zeer vasthoudend, zwaar, glad en glimmend, bijna glibberig.

Het is handig om te weten wat er dus dieper onder grond ligt; je kunt daar op inspelen met het gebruik van bodemverbeterende middelen, meststoffen, vocht maar ook in je keuze voor bepaalde groenten, bloemen, etc. We hebben hier ooit eens een paar jaar asperges geprobeerd – zijn we al heel snel mee gestopt 🙂

Je hoort ons verder trouwens niet klagen hoor: elke bodemsoort heeft zijn positieve en negatieve kanten. En als je weet wat de positieve kanten van je grond zijn, kun je daar gebruik van maken. En als je de negatieve kanten van je grondsoort kent, kun je bedenken wat je moet doen om die grond dan te verbeteren naar de condities waar je ze in wilt hebben.

Praktische voorbeelden:

Wij tuinieren dus op basische nogal vette kleigrond. Ik heb zelf al wel eens geprobeerd om een Azalea te planten. Had ik niet hoeven te doen, uiteindelijk heeft de struik het niet overleeft. En dat is niet zo vreemd als je nagaat dat Azalea van een zure niet te vaste en natte grond houdt. In Noord-Brabant, daar zie je mooie Azalea’s, maar niet bij ons.

Ik heb ook nog nooit een recht worteltje gegeten. Door onze zware grond groeien de worteltjes altijd krom en scheef en vaak ook vertakt in leuke figuurtjes die helaas dan weer niet makkelijk te “schrappen” zijn. Worteltjes groeien graag op lichte zandgrond, daar krijg je mooie rechte lange worteltjes, hier moeten ze te hard werken om langs de kleibonken te komen.

Wij hebben wel de mooiste koolsoorten. En je kunt dat ook weer zien aan de beroepsteelt, nergens worden zoveel kolen geteeld als in Zuid-Holland en Noord-Holland (en ook nog wel in Noord Nederland). Kool houdt van veel voeding en dat zit in klei. En ze vinden dat te veel aan water niet zo erg. En die koude grond in het voorjaar vinden ze ook niet zo erg. Hongerig zijn ze, en er is in klei veel eten te vinden.

Terug naar het verhaal;

Hoe kun je beoordelen op welke bodem/grondsoort je tuiniert?

Je kunt een monster nemen en dit opsturen naar een bedrijf dat voor je onderzoekt uit welke delen je grond bestaat. Je kunt daarbij aangeven wat je wilt weten, bijvoorbeeld zuurgraad, organische stof, stikstof, maar je kunt ook laten onderzoeken of er zware metalen in de grond zitten of andere giftige stoffen. Kijk voor de mogelijkheden eens op Eurolab, een bedrijf in Deventer dat bodemonderzoeken uitvoert. Houd er wel rekening mee dat zo’n bodemonderzoek al snel ergens tussen de 100 en 250 euro kost, afhankelijk van je wat je wilt laten onderzoeken. Je krijgt er vaak gelijk een uitleg en bemestingsadvies bij. Het is de meest dure methode maar ook het meest nauwkeurig en compleet.

Veel goedkoper zijn de kleine testjes die je in goed gesorteerde tuincentra kunt kopen, maar die zijn dan uiteraard wel veel beperkter. Mocht je echter bijvoorbeeld alleen de zuurgraad willen meten is zo’n zelftestertje een goede oplossing.

En tot slot helemaal gratis: kijken naar de bodem. Zoek informatie op. Vraag ervaringen van buren. Kijk naar wat er leeft en groeit en bloeit op je grond.

Eerlijk gezegd hebben wij zelf nooit een bodemonderzoek laten doen. Wij hebben voor methode 3 gekozen, en dat is ons toch ook aardig afgegaan 🙂

Eerst maar de eigenschappen van de diverse grondsoorten:

KleiKleigrond

  • zeeklei is grijsblauw van kleur, rivierklei is bruiner van kleur
  • pakkerig en vast
  • zwaar
  • lang koud in het voorjaar
  • ontwatert slecht, houdt vocht vast
  • bevat veel voedingsstoffen
  • bevat weinig organische stof

 

ZandZandgrond

  • droog en licht
  • bevat weinig voedingsstoffen
  • laat water door
  • makkelijk te bewerken
  • warmt snel op in het voorjaar
  • spoelt voedingstoffen makkelijk uit

 

LeemLeemgrond

  • zacht, plakkerig wanneer het nat is
  • donkerbruin van kleur
  • houdt vocht vast
  • niet goed luchtdoorlatend

Nou, misschien weet je nu al gelijk wel op welke grondsoort je tuiniert. Ik in ieder geval wel: wij tuinieren op klei (en ja, vroeger konden wij boetseren met onze grond 🙂

Onze ervaring met tuinieren op klei

In de winter is de grond hier volledig verzadigd door vocht. Een zeer goede afwatering is hier onmisbaar. In de winter lopen we ook bij voorkeur niet op de grond, hij slaat alleen nog maar meer dicht. Wij spitten juist redelijk vroeg, in november, om een zo open mogelijke structuur in de winter te houden, waarlangs het teveel aan water weg kan lopen.

En dat is niet alleen voor het water, maar een overmaat aan water spoelt vanzelf uiteindelijk eens uit maar neemt dan gelijk veel voedingsstoffen mee. En daar zijn we dan niet blij mee.

Maar aan de andere kant kan het in de zomer nog zo droog zijn…..een paar centimeter diep in de gebarsten uitgedroogde kleigrond is er nog steeds voldoende vocht in de bodem aanwezig. En klei is voedzaam. Je moet alleen de manier weten om te zorgen dat dat voedzame ook in de plant kan worden opgenomen. En uiteindelijk is die methode voor alle grondsoorten gelijk; humus (met daarbij de opmerking dat een tuin die zo intensief wordt gebruikt als een moestuin toch ook meststoffen nodig heeft, alleen klei is niet genoeg).

Wat is humus?
Het komt op alle gronden in mindere of meerdere mate voor. Het wordt gemaakt uit organisch materiaal, en wel door het bodemleven. Dit bodemleven zet organisch materiaal om in humus.

Wat doet humus?

  • het verbetert de bodemstructuur van alle soorten gronden
  • het kan voedingsstoffen en water vasthouden
  • het kan voedingsstoffen en water afstaan

Humus zelf bevat geen voeding, maar het zorgt dat plantenvoedsel (en water) bij de plant terecht kan komen.

Te weinig humus geeft een arme en slecht te bewerken grond
Te veel humus geeft teveel voedingsstoffen die weer uit zullen spoelen

Hoe maak je humus?

Dat kan helaas niet. Humus wordt dus gemaakt door het bodemleven. En dus moet je zorgen voor goede condities voor het bodemleven. En dan zal dat bodemleven je belonen met humus. En humus zal je belonen met een gezonde grond die ervoor zorgt dat planten makkelijker voedingsstoffen kunnen opnemen. En dat zal je dan weer belonen met gezonde planten, met mooie bloei, stevige groei en een goede opbrengst.

En dit is volgens mij het principe van Biologisch tuinieren; zorg goed voor het leven en een goed en natuurlijk evenwicht in de tuin, en je wordt beloond met een gezonde en levende tuin. En het klinkt allemaal wel logisch zo, en heus niet zo zweverig, toch?

Voor alle duidelijkheid nog even: het is leuk om te weten op welke grondsoort je tuiniert, je kunt er rekening mee houden met de planten die je kiest. Maar uiteindelijk zul je de grond dus op dezelfde manier moeten gaan verbeteren; door humus, compost en organische mest. Want dat principe blijft op alle gronden hetzelfde.

Heel belangrijk zijn ook de overige invloeden nog; zuurgraad, temperatuur, licht, lucht, etc. Maar dat kun je bij die hoofdstukken weer lezen.

Tot slot nog wat testjes om uit te vinden welke grondsoort je hebt hoe gezond je grond is:

Test 1: de Kluitproef

Zoek een plant die enige maanden oud is en steek deze uit, en dan met grond: 30 cm diep, 35 cm breed en 35 cm lang uit (doe dit uiteraard niet in zomer want dat is zeer slecht voor de gezondheid van de plant, doe het vooral in oktober of november bijvoorbeeld).
Leg de kluit op zijn zijkant op tafel.
Je kunt nu de verschillende bodemlagen zien.

Duidelijke aparte lagen wijzen erop dat bodemdieren en water moeilijk door kunnen dringen. En dat leiden tot rotting. Er hoort een geleidelijk overgang te zijn in kleur: van donker naar licht.

Let op de plantenwortels. Krab wat aarde rond de wortels van de plant weg. De wortels horen recht en regelmatig vertakt te zijn. Bij weinig zijwortels, dikke of kromme wortels is de grond erg zwaar (hetgeen op zware kleigrond kan duiden).

Kijk naar de grond: de bovenste 15 cm moet uit losse kruimels van 1 tot 2 cm bestaan. De kruimels moeten onregelmatig rond van vorm zijn. Hoekige kruimels duiden op een gebrekkig bodemleven.

Kijk naar de kluit; er moeten beestjes te zien zijn, en gaatjes en poriën die door het bodemleven wordt gemaakt.

Ruik aan de kluit; de grond moet fris ruiken, muffig en/of stank wijst op een slechte structuur en rotting.

Test 2: Handpalmtest

Neem wat grond in je handpalm en maak het wat vochtig. Probeer het nu in je handpalm tot een potlooddik worstje te rollen:.

  • kun je er geen rolletje van maken? En is het ook niet samenhangend? = zandgrond
  • kun je er geen rolletje van maken? Maar is het wel samenhangend? = zandleem
  • kun je er wel een rolletje van maken? En is het glad wanneer je het tussen duim en vinger smeert? = kleigrond
  • Kun je er wel een rolletje van maken? Maar is het stroef wanneer je het tussen duim en vinger smeert? = leem/lichte klei

Test 3: Bezinkingstest (ingewikkelder)

Ik heb het zelf 1 keer geprobeerd en het is een erg leuk en simpel testje en laat toch duidelijk zien welke grond je hebt. Laat een klein beetje grond opdrogen. Neem een glazen pot met platte bodem (bijvoorbeeld een grote appelmoespot) en voeg daar een half kopje grond en 3 kopjes water aan toe.

Los natrium-polymetafosfaat (*) in een heel klein beetje water op en voeg dit toe.

Flink schudden en dan weer neerzetten. Het zand zakt als eerste naar de bodem. Leem zweeft nog wat langer rond en zakt als tweede. Klei zakt ten slotte pas veel later. Meet de dikte van de afgezette laag na 40 seconden (zand), na 30 minuten (leem erbij) en na 12 uur (totale dikte inclusief klei.

(*) neem daarvoor bijvoorbeeld 1 theelepel Calgon (het wasmiddel dat kalk oplost in de wasmachine, dat bevat natrium-polymetafosfaat).

nu de rekensom:
….mm zand x 100 = ….% zand
….mm leem x 100 = ….% leem
….mm klei x 100 = ….% klei

En dan kun je de getallen in onderstaande diagram verwerken en zo zien welke grondsoort je hebt.

Met veel dank aan Velt voor de diagram, want die had ik zelf niet kunnen maken (laat staan bedenken 🙂

Textuurdiagram

 

Meld je aan voor de nieuwsbrief