Groenten in potten (en bakken)

In vervolg op het algemene hoofdstuk over het tuinieren in potten en bakken hoop ik in dit hoofdstuk wat meer specifieke tips met betrekking tot groenten in potten te geven. Er zijn nog 3 andere hoofdstukken, een algemeen hoofdstuk over het tuinieren in potten, en dan nog 2 hoofdstukken over respectievelijk fruit en kruiden in potten en over bloemen in potten. Dat betekent dus helemaal niet dat je moet kiezen, juist het tuinieren in potten maakt dat je elke pot zo aan kunt passen dat vrijwel alles erin kan groeien. En dus kun je een groentepottentuin maken, of een bloemenpottentuin, maar waarom niet van alles wat? Zorg dat het en mooi, en lekker en bruikbaar en eetbaar is.

En bedenk dat groenten ook mooi kunnen zijn. Daarbij kun je denken aan de bijzondere vormen en kleuren zoals paarse boerenkool, geelgestreepte tomaatjes, snijbiet in kleurtjes, vrolijk gekleurde pepers, etc.. Maar soms zijn de ´gewone’ soorten ook al heel decoratief, zeker in combinatie met bepaalde bloemen of kruiden. Ik probeer hieronder per groentegroep een beetje aan te geven wat hun extra wensen/behoeften zijn, wat lastig kan zijn (maar dus zelden of nooit onmogelijk!) en wat leuke soorten zijn voor in een pot.

Ik hoop dat je er wat handige informatie vindt, en misschien wat inspiratie opdoet om zelf eens wat in een pot te telen. Want een pot is niet alleen voor mensen die geen tuin hebben maar kan ook gewoon een leuke aanvulling zijn op een tuin.

Mocht je ook nog even het algemene stuk over tuinieren in potten willen lezen, of juist iets over bloemen, of fruit of kruiden in potten, klik dan op onderstaande links:

Tot slot nog even belangrijk om te melden: er wordt steeds vaker gemoestuinierd (is blijkbaar geen Nederlands woord maar je begrijpt wat ik bedoel) in verhoogde bakken. En een verhoogde bak kun je eigenlijk wel enigszins vergelijken met een pot: je kunt in de bak de grond gebruiken die je wilt, het is hoger en daardoor droger, warmer, en heeft een beperkte ruimte. Onderstaande groenten die dus minder of meer geschikt zijn voor de teelt in pot, kun je dus ook vergelijken met de teelt in een verhoogde bak.

DE VERSCHILLENDE GROENTEN

Bedenk dat groenten soms eenjarig, en soms tweejarig zijn. Sommige zijn groot, sommige klein, sommigen geven een grote opbrengst en sommige soorten maar een heel kleine opbrengst. Er zullen groenten zijn die je daardoor de moeite vindt om in potten te telen maar er zijn ook veel groenten die relatief veel ruimte innemen en maar weinig opbrengst geven.

Een voorbeeld is zomerbroccoli, moet in een grote pot, er kan maar 1 plant in, die heeft wel enige maanden nodig om te groeien, en geeft uiteindelijk maar 1 stronkje broccoli, amper genoeg voor een gezinsmaaltijd.

Dat kost je dus veel moeite, water geven, verzorging, tijd, etc. voor een minieme oogst. Misschien vind je dat het waard en dat is natuurlijk prima.

Vergelijk het eens met bijvoorbeeld een courgette: heeft ook een grote pot nodig, er past maar 1 plant in, heeft ook een lange tijd nodig maar de opbrengst loopt van eind juni tot in de herfst en de totale opbrengst kan wel oplopen tot ongeveer 30 courgettes in een goed seizoen (onder optimale omstandigheden).

Het is dus handig om je in de verschillende groenten te verdiepen voor je besluit welke soorten je wilt kiezen voor de teelt in pot.

En bedenk dat sommige soorten misschien veel ruimte innemen maar ook maar een korte teeltduur hebben waardoor je de pot meerdere keren kunt vullen/gebruiken. Een voorbeeld daarvan is sla en andijvie. Na het uitplanten kun je vaak binnen 10 weken al oogsten en je kunt zo dus de pot na de oogst weer gebruiken (voor nieuwe sla of andijvie, of juist wat anders.).

Hieronder een opsomming van groepen met daarin de afzonderlijke groenten en de bijzonderheden daarbij.

BLADGEWASSEN

Andijvie

Heeft een korte groeitijd en kan dus meerdere keren geteeld worden. Heeft wel een vrij grote pot nodig, iets groter dan de grootte van een krop. Leuk is ook om bijvoorbeeld een grote pot te gebruiken en dan bijvoorbeeld 3 of 4 kroppen tegelijk te telen. Of 2 andijvie en 2 sla (sla heeft ook een korte groeitijd). Andijvie is er ook in een decoratieve en smakelijke gekroesde vorm (krulandijvie). En bedenk dat er ook herfst- en winterandijvie is, deze rassen kun je in bijvoorbeeld een leegkomende pot planten in augustus-september waardoor je in de late herfst nog wat groens in de potten hebt en nog wat kunt oogsten. Andijvie heeft een stevige basisbemesting nodig en houdt van wat extra stikstof (de N in NPK). Kijk voor de algemene teeltaanwijzingen ook even bij Andijvie

Krulandijvie in een verhoogde bak

En ook belangrijk om nog even te vermelden: in de vroege zomermaanden (en dan vooral juni) is andijvie wel erg gevoelig voor doorschieten. Zorg voor voldoende (en vooral regelmatig) water geven en in juni/juli een niet te zonnige standplaats, daarmee verklein je de kans op doorschieten wel wat. Maar teel andijvie vooral in voor- en najaar voor de beste opbrengst.

Cichorei

Is een wat lastige teelt in potten omdat het lang duurt en de opbrengst niet zo groot is. Bedenk dat er loftypes zijn (zoals witlof) en bladtypes (ook wel slatypes genoemd). De bladtypes kunnen prima in een pot omdat ze er tot in de herfst of tot de oogst in kunnen blijven staan. De loftypes zijn vooral bedoeld om er in de zomer een wortel van te kweken die je later moet laten drogen en oppotten om er de knapperige kropjes van te kunnen kweken. Ze zijn wel erg mooi, de loftypes zijn er in rood, wit, geelgroen of een combinatie van die kleuren. En je kunt natuurlijk ook eens proberen om een loftype te laten staan; het kropje zal niet zo mooi worden als een witlofkropje, maar wel mooi van kleur en sterk van smaak. Slatypes zijn er in groen maar ook rood en soms ook gespikkelde vormen. Ze hebben wat extra stikstof nodig en maken grote kroppen, hebben ongeveer evenveel ruimte nodig als een flinke krop sla. Kijk voor de algemene teeltaanwijzingen even bij Cichorei

Postelein

Deze groente heeft veel ruimte nodig maar dat mogen dan wel ondiepe potten zijn (want postelein is een laag plantje dat ondiep wortelt en dat je breedwerpig zaait, je hebt er dus vooral in de breedte veel ruimte voor nodig). Het leuke van Postelein is dat ze enorm snel kiemt en groeit; je kunt haar dus zaaien, en binnen 4 tot 5 weken al eten en daarna nogmaals zaaien of er iets ander in zetten. Ze heeft niet veel voeding nodig, de algemene basisvoeding is voldoende, maar bedenk wel dat je heel regelmatig water moet geven om de korte worteltjes te voorzien van voldoende vocht om te groeien. Bij uitdrogen van de grond verpieteren de plantjes heel snel. Postelein wil graag een zonnige plekje. Kijk voor algemene teeltaanwijzingen even bij Postelein

Prei

Er is zomerprei en winterprei, en beiden hebben een heel lang seizoen nodig om volwassen preien te geven. Zet er vooral meer in een grote pot, op een afstand van zo’n 12 centimeter van elkaar. Prei heeft vrij veel voeding (en dan vooral stikstof) nodig en een losse grond waarin je mooie lang witte schachten krijgt. Zomerprei kun je de hele herfst oogsten, winterprei kun je tot na de winter laten staan en dat kan leuk zijn voor potten want dan heb je ook in de winter nog iets groens in de potten, en iets te oogsten. Kijk voor de algemene teeltwijzen even bij Prei. Persoonlijk vind ik prei in potten wel wat lastig (sterker nog, ik vind ze in de volle grond al lastig), omdat ze veel voeding, vocht en tijd nodig hebben. Een heel leuk alternatief is stengelui; groeit sneller, is in alles wat kleiner en daardoor wat mij betreft eigenlijk leuker en handiger in pot (maar het is maar een suggestie).

Sla

Omdat sla een korte teeltduur heeft kun je gemakkelijk tussendoor wat sla in potten planten die leeg komen. Sla is ook decoratief; er zijn rode, groene, gespikkelde variëteiten, eikenbladsla, krulsla, ijsberg, lollo rosso en noem maar op. Er zijn ook winterslasoorten als Arctic King en Frisby, die nog lang in de herfst in potten goed kunnen blijven. Er zijn ook kleine variëteiten (onder namen als Kaboutersla, Little Gem, etc.), die nemen minder plaats in en passen ook tussen andere groenten in. Sla heeft een gemiddelde bemesting nodig en een klein beetje extra stikstof. Net als bij andijvie is het wel belangrijk om haar in de vroege zomer een niet te zonnige standplaats te geven en heel regelmatig water te geven, want als is ook gevoelig voor doorschieten (in de volle grond, dus zeker ook in de beperkte, extra warme en droge ruimte van een pot). Kijk voor de algemene teeltaanwijzingen bij Sla

Diverse soorten sla in een verhoogde bak

Snijbiet

Omdat je snijbiet niet in de winkel kunt kopen is ze vrij onbekend. Ze smaakt ergens tussen spinazie en andijvie in. En ze is zeer geschikt voor potten want zolang je het hart intact laat kun je bladeren blijven plukken, van het late voorjaar tot in de herfst. 1 snijbietplant wordt wel vrij groot, probeer er 4 in een flink formaat pot (40-50 cm doorsneden) te zetten en je kunt er met een gezin dus meerdere keren van eten. Als je snijbiet voor het blad teelt (je kunt ook de dikke bladribben eten) kies dan rassen die veel blad maken, zelf vinden we Lucullus erg lekker; weinig ribben en extra groot en veel mals blad, geelgroen van kleur. Er zijn ook rassen met gekleurde bladribben (rood, roze, geel), die zijn extra decoratief, het blad daarvan is iets stugger maar de kleur maakt dat ruimschoots goed.  Snijbiet mag ook in de halfschaduw staan en heeft een flinke bemesting nodig (met wat extra N = stikstof in de NPK), en ook zeer regelmatig flink wat water (een tekort aan water kan voor doorschieten zorgen). Kijk voor de algemene teeltaanwijzingen bij Snijbiet

Rode snijbiet

Spinazie

Spinazie blijft heel lastig, zowel in de volle grond maar dus ook in pot en verhoogde bak. Bedenk dat de opbrengst klein is in pot want in tegenstelling tot de snijbiet hierboven kun je er maar 1 keer van oogsten, of hooguit nog een kleine tweede oogst. De andere kant is dan wel dat de teelt kort duurt, je kunt dus meerdere keren zaaien. Spinazie staat graag in de halfschaduw en bedenk dat het doorschieten wordt bevorderd door temperatuurwisselingen en afwisselend droogte en natte grond. Oftewel; een zo gelijkmatig mogelijk verlopende teelt is zeer belangrijk en dat is in potten en bakken wat lastiger; ze mag niet uitdrogen maar ze mag ook niet kletsnat staan. Vaak en regelmatig matig water geven dus. Er bestaan 2 soorten zaden: scherpzaad voor de winter-/voorjaarsteelt en rondzaad voor de zomer-/herfstteelt. Spinazie wil een uitgebalanceerde voeding; niet te weinig maar zeker niet teveel (en dan zeker niet teveel stikstof). Te veel stikstof zorgt bij spinazie voor nitraatvorming, zeker wanneer de dagen kort zijn. Lees voor de algemene teeltaanwijzingen bij Spinazie

Veldsla

Veldsla is een wintergroente, je teelt haar vanaf de vroege herfst tot ver in de winter. Ze blijft klein en wortelt ondiep dus ze past in elke lagere pot/bak. Je moet er wel flink wat van plukken voor een maaltijd, het is handig om haar breedwerpig in een bak met een groot oppervlak te zaaien. Ze gebruikt niet veel voeding, de algemene basisbemesting is voldoende, maar bedenk wel dat je in de winter misschien wel eens vergeet water te geven en daar moet je dus wel voor oppassen. Veldsla is niet alleen redelijk winterhard maar dus ook wintergroen en dat is dan leuk in potten, wat kleur en oogst in de winter. Zorg wel voor een plekje in de zon voor het beste resultaat. Kijk voor de algemene teeltwijzen bij Veldsla

KOOLGEWASSEN

Bedenk dat het telen van koolgewassen in de volle grond al niet altijd even gemakkelijk is, en dat het telen in pot nog lastiger is: veeleisend en dan ook nog niet een heel grote opbrengst want elke koolplant geeft dus maar 1 kool. Aan de andere kant wel erg leuk in combinatie met andere planten, decoratief, soms winterhard en wintergroen. Er zitten aan koolgewassen in pot dus plus- en minpunten ……

Bloemkool

Bloemkool is wel echt heel lastig, gelukkig zijn er wel verschillende teelten; de zomerbloemkool is veruit de moeilijkste, de winterbloemkool is de makkelijkste. Bloemkool heeft een lang groeiseizoen nodig, maakt een grote plant en geeft 1 bloemkool als opbrengst. Zelf zou ik niet snel voor bloemkool in pot kiezen, maar wie ben ik…… 🙂 . Bedenk dat bloemkool een goede voeding nodig heeft, net wat meer van alles. Een flinke pot (minimaal een 15 liter-pot per plant). En alle kolen hebben voldoende water nodig, niet kletsnat maar uitdrogen zorgt voor groeistoornissen, doorschieten. Zorg dus dat je, zeker in de zomer, elke dag voldoende water geeft. Als er eenmaal een kooltje in het hart zit, kun je de bladeren knakken en over de bloemkool vouwen zodat ze mooi wit blijft. Kijk vooral voor alle informatie m.b.t. zomerteelt, herfstteelt, zaaien, bemesting, etc. op de pagina van Bloemkool

Boerenkool

Boerenkool heeft wat minder voeding nodig dan bloemkool, heeft mooi gekroesd blad en is wintergroen. Dat zorgt bij mij al gelijk voor wat meer optimisme voor de potteelt 🙂 .  Zorg voor een goede pot (minimaal 10 liter inhoud per plant). En zorg voor wat extra voeding, bijvoorbeeld in de vorm van een samengestelde (NPK) organische mest die volgens aanwijzingen op de verpakking moet worden gegeven. Boerenkool heeft graag voldoende vocht, maar schiet niet zo snel door als sommige andere koolsoorten (wel elke dag water geven in de zomer!). Je zaait boerenkool tussen mei en juli en dan kan ze tot maart in het volgende jaar decoratief zijn (en dus ook oogstbaar). Er zijn wat lagere en hogere soorten en extra leuk is de Redbor F1, een ras met donkerpaarse bladeren (die overigens groen worden als je ze kookt). Zowel de donkergroene als de donkerpaarse vorm zijn erg leuk in een extra grote pot met bijvoorbeeld gele Tagetes (afrikaantjes) of oranje Calendula (goudsbloemen) erbij. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Boerenkool

Boerenkool Redbor. Hoe later het in het seizoen wordt, des te paarser wordt ze, tot ze in de winter echt egaal diepdonkerpaars is. Winterhard, wintergroen (winterpaars in dit geval), lekker maar dus ook decoratief in de tuin
Dezelfde Redbor maar dan dus in de winter – veel donkerder dan in de zomermaanden – diepdonkerpaars

Chinese kool

Chinese kool is een groente die sneller groeit dan andere kolen en ook niet zo veeleisend is qua voeding. Chinese kool heeft maar 1 nadeel en dat is dat ze snel doorschiet. Daarom wordt ze zelden of nooit tijdens de warme zomerdagen gezaaid. Maar als er potten leeg komen in augustus zou je daar prima Chinese kool in kunnen telen. Er bestaan trouwens wel wat hybriderassen die minder gevoelig zijn voor doorschieten. Zorg dat Chinese kool zo min mogelijk groeistoornissen ondervindt (de reden om sneller door te schieten); dus zorg voor elke dag wat water want droogte veroorzaakt zo’n groeistoornis. Geef ook gelijkmatig mest maar dat hoeft niet veel te zijn, de basisbemesting van een samengestelde meststof die je eens per week of per 2 weken geeft (houd je aan de aanbevolen hoeveelheden op de verpakking) is voldoende. Als het niet hard vriest kan Chinese kool in de late herfst zelfs nog wel een een paar weken langer in de pot blijven staan. Ze groeit meer omhoog dan zijwaarts en dus kun je er wat meer van in een pot kwijt dan van breeduitgroeiende koolsoorten zoals bloemkool en savooikool. In een pot van 40 centimeter breedte kun je er wellicht wel 3 kwijt, misschien leuk om ze ook eens in een rij naast elkaar te zetten in een langwerpige geraniumbak. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Chinese Kool

Koolrabi

Bij de teelt van koolrabi oogst je uiteindelijk een groente van zo’n kleine tennisbal grootte. Aan 1 koolrabi voor een gezin heb je dus niet genoeg en je zult dus meerdere koolrabi’s moeten telen om er een maal voor een gezin van te kunnen oogsten. Dan lijkt het niet erg lucratief (want je zult tussen de koolrabi’s ook nog wel een plantafstand van zo’n 15 centimeter moeten houden). Je hebt dan grote potten nodig – of meerdere kleine potten – en de opbrengst is niet heel groot). Maar gelukkig bestaan er dan wel witte en paarse rassen, en dat maakt het dan wel weer decoratief, is ook wat waard. Misschien leuk om een langwerpige bak te vullen met de witte en paarse rassen. Of een paars ras en dan knaloranje goudsbloemen erbij bijvoorbeeld. En er is ook nog de Superschmelz, een wit ras dat wat beter bestand is tegen de zomer, niet snel doorschiet, niet snel houtig wordt en een soort reuzekoolrabi maakt, hier wordt ze in de volle grond wel ruim 20 centimeter doorsnede, de kool en dus de opbrengst een stuk groter. Koolrabi heeft niet zoveel voeding nodig, een algemene meststof is prima, wel een zonnige standplaats en zorg dat de grond niet uitdroogt want dat zorgt voor groeistoornissen. Kijk voor de algemene teelttips ook nog even op de pagina van de Koolrabi

Paksoi

Paksoi is een groente die het graag koud heeft. In de zomer schiet Paksoi snel door al komen er wel steeds meer hybriderassen op de markt die wat minder snel doorschieten. Dat neemt niet wel dat je Paksoi het best in het vroege voorjaar en in het najaar kunt telen. En dat is handig voor potten, want je kunt dus al in februari wat zaailingen in potten zetten, ze zullen dan rond mei oogstklaar zijn (en dan kun je de potten weer gebruiken voor andere groenten of zomerbloeiers, etc. En als de eerste potten leeg komen in augustus kunnen daar juist ook weer paksoizaailingen in, voor de oogst in de herfst. Paksoi groeit best snel, ze staat graag in zon of halfschaduw en zorg dat ze altijd in goed vochtige grond staat, vooral niet uit laten drogen. Geef een gemiddelde hoeveelheid voeding, volg de aanwijzingen op de verpakking. Paksoi kan ook in wat lagere potten omdat ze niet zo diep wortelt; juist daarom moet je dus wel extra letten op de vochttoestand want ze kan zelf met haar wortels niet heel ver naar water zoeken, droogte bevordert ook het doorschieten. Ook leuk: baby choi, een soort kleine variant van paksoi, voor een wat kleinere pot of meerdere planten in een grote pot. Kijk voor meer teelttips op de pagina van Paksoi

Rode kool

Niet direct lastig in pot hoor, maar bedenk wel dat 1 plant groot wordt en dat ze maar 1 rode kool geeft. Je kunt wel voor een vroeg ras kiezen (zoals Langedijker Vroege), als je die eind februari zaait kun je de kool zo rond juli oogsten (en heb je dus weer een pot vrij voor nog iets anders). Een soort als Langedijker Bewaar kun je vaak pas in de herfst oogsten en heeft dus ook een langer seizoen nodig (al mag je haar ook wel wat later zaaien en is dan weer het voordeel dat ze tot ver in de herfst kan blijven staan. Rode kool (alle sluitkolen trouwens) hebben wel veel voeding nodig, geef een ruime hoeveelheid van het soort dat je graag gebruikt (organisch, eens per week, eens per 2 weken, afhankelijk van welke soort je hebt, houd je aan de aanbevelingen op de verpakking, maar zorg dat je voldoende voeding gebruikt). Rode kool is wel mooi in pot, de bladeren zijn zachtpaars en hebben een wat doffe waslaag, wat erg mooi afsteekt bij bijvoorbeeld felgekleurde glanzende bloemen als Dimorphoteca, maar ook bij zachtwitte bloemen. Een rode kool heeft een grote maat pot nodig (veel ruimte = veel grond = veel voeding = goed groeien). Zorg dat de grond niet uitdroogt als ze nog groeit. Als de kool eenmaal volgroeid is moet je juist wat matigen met water; niet helemaal droog maar teveel vocht kan er voor zorgen dat de kool barst (dan kun je haar trouwens nog wel eten maar moet je dat wel binnen 1 of 2 dagen doen). Rode Kool staat graag in de zon maar halfschaduw kan ook prima. Kijk voor verder teelttips op de pagina van Rode Kool

Het mooie blauwgroene blad met paarse nerven van rode kool in de zomer – hoe verder in de herfst, des te paarse wordt het blad, net als bijvoorbeeld bij de paarse boerenkool

Savooiekool

Ook savooiekool is een echte sluitkool, met veel wensen als het gaat om voeding, vocht, een flinke potmaat. En ook savooikool levert per plant/pot dus maar 1 kool. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld witte kool vind ik (maar dat is persoonlijk) savooiekool wel decoratief genoeg voor een mooi balkon. Het blad is heel donkergroen, en zeer gebobbeld/gekroesd. Dat geldt ook voor de kool zelf maar die kool wordt naar het midden toe wel steeds lichter van kleur. Er zijn vroege savooiekoolrassen en late bewaarsoorten. Die vroege rassen zaai je in het vroege voorjaar en vaak kun je ze zo rond juli-agustus oogsten (waardoor je dan een pot vrij krijgt voor nog iets anders). Late soorten zaai later (kan zelfs nog in juni) maar het voordeel daarvan is dan weer dat de planten wel tot het begin van de winter kunnen blijven staan en zo nog decoratief blijft. Door het gekroesde donkergroene (soms bijna blauwgroene) grote blad leuk te combineren met bloemen in een contrasterende tint (ik ben voorstander van geel en oranje, maar dat moet je vooral helemaal zelf weten natuurlijk). Voor zon of halfschaduw, voor een grote pot dus (per plant een pot van minimaal 40 centimeter, liefst nog iets groter). En geef ruim voeding volgens de aanwijzing op de verpakking. De grond mag niet uitdrogen tijdens de groei, als de kool eenmaal gevormd en gegroeid is moet je juist minder water geven (anders kan de kool barsten). Kijk voor algemene teelttips op de pagina van de Savooiekool

Ik vind savooikool, met haar gekroesde blad, op de foto met druppels regen op de waslaag, in elk seizoen decoratief; zomerrassen van lichtgroen, herfst- en winterrassen veel donkerder en bijna blauwgroen van kleur

Spitskool

Spitskool lijkt ook een soort van sluitkool (dicht opeengepakte bladeren die zo een soort van dichte krop vormen), maar spitskool groeit sneller dan andere koolsoorten, heeft minder stevige eisen en is daardoor dan juist weer geschikt als bijvoorbeeld voor- of nateelt. Bovendien kan spitskool ook best goed tegen koud, je kunt haar dus in het vroege voorjaar of in de herfst telen. Haar enige nadeel is dat de kool onder invloed van teveel water snel barst. En dus moet je bij spitskool voldoende water geven in het groeiseizoen maar wel minder water gaan geven als de kool goed is om te oogsten. Spitskool moet je dan eigenlijk toch wel oogsten, je kunt ze niet zo lang in de grond laten staan als bijvoorbeeld rode kool of savooikool. Ze heeft graag een plekje in de zon, een potmaat van 30 centimeter per plant (mag dus een klein maatje kleiner dan de echte grote sluitkolen), en voldoende voeding (houd je aan de aanwijzingen op de verpakking, dat moet voldoende zijn). Spitskool maakt niet zoveel blad rond de kool, lijkt daardoor wat minder decoratief maar je kunt spelen met bloemen of kruiden rond de extra lichtgroene planten (bijna mintgroen). En er is trouwens ook nog de Kalibos (een soort kruising van een rode kool en een groene spitskool en dat levert een lichtrode spitse kool op. Lees voor de algemene teelttips en de informatie over vroege en late soorten de pagina van Spitskool

Spruitkool

Ik kan er niets aan doen maar spruitkool vind ik echt wat minder geschikt voor de teelt in potten. Maar als je zelfgeteelde spruiten erg lekker vindt (want dat zijn ze ook!) en ze toch zelf wilt telen, doe dat dan vooral, of al is het maar om eens te zien hoe ze nu groeien. Spruiten hebben een heel lang teeltseizoen nodig; je zaait ze midden voorjaar maar je kunt ze pas rond het begin van de winter oogsten. De planten worden zo’n 50-70 centimeter hoog en een beetje stakerig door de lange stam (waar de spruiten aan groeien). Middengroen blad en niet zo decoratief (vind ik zelf dan), de onderste bladeren blijven telkens verdorren (zodat er spruiten in de oksels kunnen groeien, zo krijg je ook die stamvorming), dus de planten zien er altijd een beetje slordig uit. Er is dan wel een rode spruitkool, die is decoratiever, maar mijn ervaring is dat de opbrengst daarvan nu weer niet geweldig is. Ook spruiten zijn vrij veeleisend: zon tot halfschaduw, een flinke hoeveelheid voeding (een klein schepje meer dan op de verpakking staat), een goede vochthuishouding (niets kletsnat maar mag zeker niet uitdrogen, dus regelmatig gieten). De potmaat per plant moet minimaal 30 centimeter zijn. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Spruitkool

Witte kool

Ook niet heel lastig in pot is de Witte Kool, maar bedenk ook nu dat 1 plant groot wordt en dat ze maar 1 kool geeft. Bijzonder decoratief is ze niet; ze heeft niet de mooie kleur van rode kool of de mooie gekroesde bladeren van Savooiekool. Bovendien kosten witte kolen niet zo heel veel in de winkel dus ik zou zelf niet snel voor een witte kool in pot kiezen. Maar er zijn bijvoorbeeld wel extra grote witte kolen te koop, met de juiste verzorging kunnen die wel tot 2,5 kilo zwaar worden en dat is dan wel weer leuk in een pot natuurlijk (al hebben die dan ook wel weer een extra lang seizoen nodig). Als je witte kool in pot wilt telen zul je wel extra veel voeding moeten geven, waarbij je zelfs iets meer mag geven dan op de verpakking van het merk dat je gebruikt staat aangegeven (een beetje meer, niet veel meer natuurlijk – want echte overbemesting leidt tot allerlei ongemakken, van ziekten tot verkeerder groei, etc.).

Een witte kool, zeker een extra grote soort, heeft een grote maat pot nodig (veel ruimte = veel grond = veel voeding/vocht = goed groeien). Zorg net als bij de andere sluitkolen dat de grond niet uitdroogt als ze nog groeit, maar dat je matig met water bent wanneer de kool eenmaal volgroeid is (teveel vocht kan er voor zorgen dat de kool barst). Witte kool staat graag in de zon maar halfschaduw kan ook prima. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Witte Kool

PEULGEWASSEN

Boon

Bonen zijn erg leuk in pot. Er zijn stambonen (ook wel struikboon genoemd, laag dus), en stokbonen (hoge klimmende bonen). Struikbonen nemen weinig plaats in en kunnen in elke pot wel een leuke opbrengst geven, stokbonen hebben een wat grotere pot nodig maar dan geven ze hoogte omdat ze klimmen – leuk om tussen andere potten te zetten, met bijvoorbeeld bamboestokken om de bonen tegenaan te laten klimmen (zet dan 3 stokken in een ronde pot van 40 centimeter doorsnede en bind die bovenaan bij elkaar zodat je een soort wigwam maakt, bij elke stok kun je dan wel 5 bonen laten klimmen). Stokbonen kunnen wel tot 2 meter hoog klimmen. Stambonen blijven dus laag, zo’n 40 centimeter hoog, kunnen gemakkelijk in een kleinere pot (3 zaden bij elkaar), of zet nog wat meer planten in een wat grotere pot (voor gelijk ook een wat groter maal om te oogsten).

Er zijn in beide vormen snijbonen en spekbonen en pronkbonen en sperciebonen. Je kunt ze vinden met witte bloempjes, rode (pronkbonen) of lilapaars (sommige sperciebonen). Er zijn er zelfs met paarse of gestreepte bonen (die overigens groen worden wanneer je ze kookt). Keuze genoeg! En er zijn nog 2 voordelen: bonen hebben weinig voeding nodig en houden niet van natte grond. Dus geef matig water (uiteraard nou ook weer niet uit laten drogen). Vermeng je potgrond voor het planten/zaaien met 1/5e deel brekerzand voor een luchtige grond en bij stambonen zou ik zelf geen voeding geven. Stokbonen worden groter, maken meer stengels en blad en dus kun je die wel een matige hoeveelheid meststof geven, wat minder dan staat aangegeven op de verpakking. Bedenk dat de oogst bij stokbonen ook wat langer duurt dan bij stambonen, maar ook bij stambonen moet je toch zeker wel 2 tot 3 weken lang (ook afhankelijk van het ras) boontjes kunnen plukken. Bonen kunnen niet tegen vorst. Je kunt ze dus pas vanaf 12 mei zaaien (of trek ze een week of 2 eerder binnen voor), en zorg voor een zonnige standplaats. Kijk voor verdere teelttips, rassenkeuze, etc. op de pagina van Bonen

Stamsperzieboon-zaailingen, uitgeplant in een verhoogde bak

Erwt/Peul/Sugar Snap

Leuke soorten voor pot. En dat komt omdat ze al vroeg wat groen brengen. Je kunt ze in februari al zaaien, ze kunnen heel goed tegen kou (in tegenstelling tot bonen, houd daar rekening mee!!). Er is 1 nadeel: rond de tijd dat je ze kunt zaaien is er nog niet zoveel te eten voor sommige vogels en bijvoorbeeld duiven zijn gek op de zaden van peulen en erwten, en ook op de kiemende zaden en op de blaadjes van de zaailingen. Je zult ze dus moeten beschermen tegen vogelvraat (en niet te vergeten muizenvraat). Dat kan met bijvoorbeeld wat vliesdoek, mensen met een balkon zullen hier misschien wat minder last van hebben, maar bijvoorbeeld op een dakterras zullen de vogels van veruit ruiken wat er te halen is 🙂 Als de planten eenmaal groot genoeg zijn (40-50 centimeter), is de interesse voorbij (tot de peulen groeien maar vogels hebben dan wel een zitplaats nodig en die is niet altijd voorradig voor ze). Dus bij 50 cm hoogte kun je het vliesdoek weghalen en zul je ook ondertussen iets moeten hebben gemaakt waar de planten tegenaan kunnen klimmen. Lees goed de verpakking want er zijn rassen die 100 centimeter hoog worden, maar er zijn ook rassen die wel 200 centimeter hoog worden. Je kunt de planten laten klimmen langs een hekwerk of iets dergelijks, ze klimmen daaraan beter dan aan stokken (ze hebben maar korte kleine hechtranken).

In het late voorjaar zullen de planten gaan bloeien en dat is zeker decaratief; het blad is grijsgroen en de bloemen zijn zuiver wit. Direct na de bloei zie je de peultjes al verschijnen en een paar dagen later kun je plukken; afhankelijk van de peul (jong), sugar snap (wat langer laten hangen zodat ze iets dikker en gevuld is) of doperwt (nog langer laten hangen, tot ze rond gevuld is maar uiteraard nog wel fris en groen). Geef ze wel een zonnige standplaats en zorg voor een pot waar je meerder planten in kunt laten klimmen zodat je een vol effect krijgt (en voldoende opbrengst). Peultjes en erwten hebben weinig of geen voeding nodig en houden ook zeker niet van teveel water. Dus geef matig water (uiteraard nou ook weer niet uit laten drogen). Vermeng je potgrond voor het planten/zaaien met 1/5e deel brekerzand voor een luchtige grond en bij de lage soorten tot 1 meter zou ik zelf geen voeding geven (behalve de voeding die al in de eerste weken in potgrond aanwezig is). De hogere soorten maken meer stengels en blad en dus kun je die wel een kleine hoeveelheid meststof geven, wat minder dan staat aangegeven op de verpakking. Kijk voor de overige teelttips op de pagina van Peul/Erwt/Sugar Snap

Kapucijner

Voor de Kapucijner geldt eigenlijk bijna alles wart voor de Peul en Erwt hierboven ook geldt. Lees dus even de alinea hierboven! Niet veel mensen kennen de verse Kapucijner; heel anders dan die gedroogde bruine balletjes in een pak die je kunt kopen; verse Kapucijners zijn groen, iets groter dan een doperwt, kleiner dan een tuinboon. Wat minder zoet dan een doperwt maar toch weer heel anders dan een tuinboon. Erg lekker (maar dat is mijn mening 🙂 Leuk ook voor de teelt in potten. En dat komt omdat ze net als de erwt/peul al vroeg wat groen brengen. Je kunt ze dan ook in februari al zaaien, ze kunnen ook heel goed tegen kou.

Maar ook Kapucijners zijn erg geliefd bij vogels, bescherm de zaden/kiemende zaden dus tot de planten groot genoeg zijn (40-50 centimeter), en later de groeiende kapucijnerpeulen. Er zijn stamkapucijners (Desiree) en klimmende stokkapucijners (Blauwschokkers). Die laatste wordt wel zo’n 180 centimeter hoog. De lage stamkapucijner is niet als een stamboon; ze wordt altijd nog wel 80 centimeter hoog en ook die lage kapucijner klimt graag. Misschien eigenlijk wel zo handig voor in een pot, voor een wat kleinere pot en een wat lager stukje gaas.

Kapucijners (zowel de hoge als de lage vorm) zijn decoratief; het blad is grijzig mintgroen, de bloei valt in het voorjaar en de bloemen zijn roze met paars, en de peulen waar de kapucijners in zitten zijn donkerpaars. je plukt de peulen pas wanneer ze helemaal rond en dik zijn, maar nog wel vers en stevig en paars (niet laten hangen tot ze drogen – tenzij je bruine balletjes-Kapucijners wilt, maar daar kun je dan misschien beter de grauwe Kapucijner “Gastro” voor gebruiken.

Geef ze een zonnige standplaats en zorg voor een pot waar je meerder planten in kunt laten klimmen zodat je een vol effect krijgt (en voldoende opbrengst). Kapucijners hebben net als peultjes en erwten weinig of geen voeding nodig en houden ook niet van teveel water. Dus geef matig water (uiteraard nou ook weer niet uit laten drogen). Vermeng je potgrond voor het planten/zaaien met 1/5e deel brekerzand voor een luchtige grond en bij de lage Kapucijner zou ik zelf helemaal geen voeding geven (behalve de voeding die al in de eerste weken in potgrond aanwezig is). De hogere soort maken meer stengels en blad en dus kun je die wel een kleine hoeveelheid meststof geven, wat minder dan staat aangegeven op de verpakking. Zo rond juni-juli is de oogst van de verse Kapucijners voorbij, nog vroeg genoeg om de planten uit de potten te verwijderen en iets anders in de pot(ten) te telen. Kijk voor de overige teelttips op de pagina van Kapucijner

Kouseband

Kouseband is zeer geschikt voor een pot. Bedenk wel dat Kouseband heel veel warmte nodig heeft, je kunt haar dus het beste pas in mei zaaien (wanneer de kans op nachtvorst voorbij is). En zorg voor het warmste, zonnigste plekje dat je hebt, hoewel halfschaduw ook prima gaat (maar wel warm en beschut). Zoals er bij bonen stamvormen en stokrassen bestaan zijn de Kouseband er alleen in stokvorm. Dat is maar goed ook want Kousebandbonen kunnen wel 30-50 centimeter lang worden. De planten hebben dus wel een steun nodig waar ze aan kunnen klimmen (en gaas is dan meer geschikt dan stokken want Kouseband klimt niet zo gemakkelijk aan stokken), de planten kunnen wel zo’n 200 centimeter hoog worden.

Zo in pot nemen Kousebandplanten weinig plaats in en geven een leuk verticaal effect. Geef ze een ruime pot voor meerdere bonenplantjes op rij of in een pyramide, houd een afstand van zo’n 10 centimeter per zaailing aan. Het blad is heldergroen, de lipbloemen zijn wit en de lange kousebandbonen groeien daar vrij tussen. Verwacht trouwens niet zo’n grote opbrengst, het is niet slecht maar niet te vergelijken met stokbonen. En pluk kouseband jong, als je 2 of 3 dagen te lang wacht worden de bonen al dik en komen er boontjes in.

Kouseband heeft weinig voeding nodig en houdtn zeker niet van natte grond. Dus geef matig water (uiteraard nou ook weer niet uit laten drogen). Vermeng je potgrond voor het planten/zaaien met 1/4e deel brekerzand voor een luchtige grond, extra voeding hebben ze in principe niet nodig. Kijk voor verdere teelttips, rassenkeuze, etc. op de pagina van Kouseband

Tuinboon

Ook de Tuinboon kan goed tegen koude, zo goed zelfs dat je ze nog in het oude jaar kunt zaaien (oktober). De zaden zullen nog kiemen, de plantjes worden zo’n 10 centimeter hoog en zullen dan de winter stil staan en vanaf eind februari weer verder groeien. Het voordeel van deze methode is dat de oogst wat eerder valt.

Tuinbonen zijn best mooi in pot, de bloei is opvallend. Ze heeft echter 1 maar: ze is enorm bevattelijk voor luis, de zwarte bonenluis, en dat maakt haar toch minder decoratief. Het zaaien in oktober helpt dan wel, omdat de oogst eerder valt ben je met wat geluk de bonenluis voor en zijn de bonen geoogst voor de luizentijd aanbreekt (rond juni). Er zijn nog wel wat andere maatregelen die je kunt treffen; zorg voor een zonnige standplaats, zorg dat de planten niet te lang nat blijven (zorg dat er wat wind bij kan en geef alleen in de pot water).

De Tuinboon maakt wel een flinke plant, zo’n 80-90 centimeter hoog en de zware bonen groeien aan 1 hoofdstam. Dat betekent dat je de planten wel een beetje moet helpen overeind te blijven; bindt ze aan een stok, zet meerdere planten bij elkaar en/of zet ze tussen andere planten/potten waardoor ze daar eventueel wat tegenaan kunnen leunen. Tuinbonen hebben niet veel voeding nodig, zorg voor een wat zanderig potgrondmengsel en geef een matige hoeveel voeding (iets minder dan de aanwijzingen op de verpakking).

Naast de opvallend wit-met zwartbloeiende Tuinboon is er ook nog een roodbloeide vorm die extra decoratief is. Rond juni valt de oogst en daarna is er dus nog ruim kans om andere planten te zaaien/planten in de potten. Door de grootte van de planten hebben we wel een flinke pot nodig; ook zodat je meerdere planten bij elkaar kunt zetten (houd ongeveer 15 centimeter afstand tussen planten onderling en de rand van de pot). Kijk voor meer teelttips op de pagina van Tuinboon

Jonge tuinboonplantjes uitgeplant in een verhoogde bak

VRUCHTGEWASSEN

Aubergine

Een aubergine is een groente die zeer gevoelig is voor temperatuur en vocht. Juist daarom misschien wel zeer geschikt voor potten omdat je dan het zonnigste, warmste, meest beschutte plekje kunt vinden voor haar. Ze is gevoelig voor meeldauw en houdt dus niet van water op haar bladeren, hou ook daar rekening mee bij haar standplaats. Aubergines hebben wel een heel lang groeiseizoen nodig, voor buitenteelt zaai je ze al in februari en ze mogen pas vanaf 12 mei (IJsheiligen) naar buiten. Kies vroege rassen, die geschikt zijn voor de buitenteelt. Veel voeding hebben aubergines niet nodig, de basisbemesting (wat osmocote of een wekelijkse gift organische bemesting volgens aanwijzingen op de verpakking) volstaat, en geef ze niet teveel water (vochtig maar niet kletsnat). Er zijn kleinere en grotere rassen maar de gemiddelde potmaat voor 1 plant is zo’n 7,5 liter. Erg mooi is het ook om een grotere pot te nemen en er 3 planten in te zetten, voor een groter en voller effect. Aubergines zijn zelf al decoratief (ze hebben grote slappe zachtgrijze bladeren), maar je kunt verder nog kiezen tussen witbloeiende en lilabloeiende soorten en er zijn planten met witte vruchten, paarse vruchten, lila vruchten, roze vruchten, soms zelfs met streepjes. Kijk op de pagina van de Aubergine voor verdere tips m.b.t. zaaien, verzorging, rassen, etc.

Augurk en Komkommer

Augurken en komkommers lijken heel veel op elkaar, eigenlijk zijn augurken heel kleine en heel harde komkommertjes, maar beiden hebben eenzelfde groeiwijze. Ze zijn beiden erg leuk voor in potten want ze zijn een beetje slordig, klimmen (of kruipen) en geven zo wat informeels aan de pottentuin. Je kunt ze trouwens prima in toom houden, opbinden langs stokken zodat ze klimmen, je mag ze wat snoeien, etc. Het blad is bij beiden midden- tot donkergroen en vrij groot en de bloempjes zijn geel.

Bedenk dat bij de augurk alles wat kleiner is; niet alleen de vruchten maar ook de planten, de bloemen, etc. Maar augurken hebben 1 nadeel; je kunt ze eigenlijk niet rauw eten (het kan wel maar het is niet erg lekker). Augurken teel je vooral om ze in te maken in een zoetzuur. Komkommers kun je rauw eten, en gestoofd, roergebakken, in zoetzuur, etc. Bedenk dus van tevoren wat je wilt. Tegenwoordig zijn er ook ‘snackkomkommers’; het formaat van een flinke augurk maar dan met de echte smaak en structuur van de komkommer – de meest ideale tussenvorm dus (hoewel er mensen zijn die zweren bij knapperige zelfingemaakte augurkjes en daar moet je echt augurken voor hebben, dat lukt niet met komkommers of snackkomkommers).

Rechts zie je een foto van de Snackkomkommerplant Bush Champion. Zowel augurken als komkommers en snackkomkommers geven een prima opbrengst, ook in pot. En beiden zijn zeer vorstgevoelig. Je zaait dus dus pas eind april voor en dan kun je ze rond half mei (na IJsheiligen) buiten in de potten uitplanten. 1 Augurkenplant heeft een potmaat nodig van zo’n 25 centimeter maar het is voor de opbrengst beter om een paar planten in een wat grotere pot te zetten (je kunt niet 1 augurk inmaken, je zult moeten zorgen dat je wat meer vruchten hebt voor een potje vol).

Reken voor een komkommer (in alles een stuk groter) voor 1 plant een pot van zo’n 35-45 centimeter. Maar dan heb je ook wat; 1 komkommerplant kan wel 20 tot 40 komkommers geven in een seizoen. Het aantal hangt sterk af van het ras dat je kiest. Een komkommerplant buiten zal het ergens in september begeven, omdat de nachten dan kouder zijn maar ook omdat de plant dan simpelweg ‘op en uitgeput’ is. Maar dan heb je wel een flinke hoeveel komkommers kunnen oogsten en het korte seizoen.

Zorg (bij zowel Augurk als Komkommer) voor een zonnige standplaats, en dus een klimrek waar de plant aan kan klimmen (je zult af en toe met opbinden wat moeten helpen). Dat klimrek moet wel minimaal 150 centimeter hoog zijn hoor, zeker voor een komkommer. Augurken en komkommers zijn gevoelig voor meeldauw; zorg dat planten snel op kunnen drogen na een regenbui, en geef zelf geen water op het blad.

Het zijn beiden flinke planten en ze hebben dus ook best een goede hoeveelheid voeding nodig (houd je aan de hoeveelheid op de verpakking). En tijdens de groei is er nog niet zoveel water nodig, geef gewoon regelmatig voldoende water. Maar volwassen planten die komkommers gaan dragen met je wel extra water geven, komkommers bestaan voor 95% uit water en je zult dus echt elke dag waarschijnlijk wel een halve gieter water moeten geven om te zorgen dat de komkommers kunnen groeien. Heel verhaal, zeker de moeite waard om eens te proberen. En bezuinig niet op het ras, want goede komkommerzaden zijn duur maar de opbrengst is echt heel veel beter dan van goedkopere soorten. Kijk voor meer teelttips ook nog even op de pagina’s van Augurk en Komkommer

Komkommer Bush Champion in pot, een ras dat een compacte plant maakt met een redelijk goede opbrengst van kleine snack-komkommers

Courgette

Een courgetteplant moet je een goede (en flinke) pot geven, ze wordt heel groot en heeft vrij veel aandacht en verzorging nodig…… maar dan heb je ook wat. Want een courgetteplant kan courgettes geven van juni tot in de herfst en een plant die goed verzorgd wordt en gezond is kan wel per plant 40-60 courgettes geven.

Een courgette heeft een flinke pot nodig, breed maar vooral ook diep genoeg want ze maakt naast een oppervlakkig horizontaal wortelsysteem ook nog een lange hoofdwortel. De doorsnede moet minimaal 40 centimeter zijn en ze moet dus ook behoorlijk hoog/diep zodat die hoofdwortel kan groeien. Ik heb eens een blog over dit onderwerp geschreven: Aorta. Kleine en dus geschikte rassen voor de teelt in pot zijn bijvoorbeeld Patio Star, Bush Baby, Spacemiser, Silver Bush, Raven, Buckingham Patio, etc.

Zorg voor voldoende voeding, als grote plant lust ze wel wat, maar houd je aan de aanwijzingen op de verpakking. Zorg tijdens de groei voor voldoende vocht, laat de grond zeker niet uitdrogen. En ook als de oogst begint moet je goed water blijven geven want de courgettes die je oogst en die er geproduceerd worden hebben ook veel vocht nodig. Kies voor een standplaats in de zon en geef in de pot water, niet op het blad, want courgetteplanten zijn wel gevoelig voor meeldauw. Er is dan 1 maar: eigenlijk zou je 2 planten moeten planten om te zorgen dat er voldoende vrouwelijke en mannelijke bloemen aan beide planten aanwezig zijn om voor bestuiving (door insecten) te zorgen. 1 plant gaat dus ook maar dan zal de opbrengst wel lager liggen (simpelweg omdat er tegelijkertijd mannelijke bloemen en vrouwelijke bloemen open moeten zijn en dat lukt niet altijd even goed).

Desalniettemin zeer de moeite waard; mooie grote eetbare geeloranje bloemen en grote bladeren, trekken veel insecten, grote opbrengst. Er zijn ook nog verschillende vormen; naast de bekende donkergroene langwerpige courgettes zijn er ook lichtgroene vormen, met streepjes, ronde, ovale en de patisson; een soort schotelvormig zusje van de courgette, in groen, wit, geel of met streepjes. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Courgette

Mais

Ik vrees echt niet geschikt voor de teelt in potten. Mais wordt groot heeft dus per plant al een flinke pot nodig, mais heeft veel voeding nodig, en veel vocht nodig. En ‘last but not least’; mais wordt door de wind bestoven en heeft meerdere planten nodig om zich goed te kunnen bevruchten. Oftewel, reken maar op ongeveer 6 pottten van zo’n 40 centimeter doorsnede om 6 goede planten te kunnen kweken. En dan geeft elke plant hopelijk 2 goede maiskolven.

Al met al niet handig lijkt me. Zijn er dan helemaal geen pluspunten? Jawel; de planten zijn wel mooi; grote diepgroene bladeren die in de wind ritselen, de lilaroze zijdeachtige pluimen van de vrouwelijke bloemen. En er zijn nog wel wat kleinere maisplanten, al gaat het dan vaak om siermais.

Dus als je haar op kleine schaal in pot wilt telen, doe het dan voor de sierwaarde en een eventueel te oogsten goede maiskolf is dan mooi meegenomen. Zorg voor een zonnige of halfbeschaduwde standplaats. En zorg voor een ruime hoeveelheid voeding en laat de planten ook nooit uitdrogen. Kijk voor de tips m.b.t. de teelt op de pagina van Maïs

Meloen

Meloenen zouden prima zijn voor de teelt, ware het niet dat meloenen een paar vervelende eigenschappen hebben (en die hebben ze trouwens ook in de volle grond en in de kas). Meloenen maken veel blad en stengels (ze klimmen of kruipen) maar de opbrengst is niet altijd even goed (hangt uiteraard ook af van het ras, maar meloenen geven nooit zo’n goede opbrengst als bijvoorbeeld komkommers). En meloenen zijn gevoelig voor meeldauw. En tot slot zijn de Nederlandse zomers eigenlijk te kort en te koel voor de teelt van meloenen in de buitenteelt.

Dat neem niet weg dat ze toch heel leuk kan zijn voor de teelt in potten; ze is decoratief als klimmende plant met heldergroen blad en gele bloempjes. En buiten is er een betere bevruchting dan in de kas (ze wordt door insekten bestoven en die zijn er meer buiten dan in de kas). Pas wel op voor de beruchte meeldauw, zorg voor een warme zonnige standplaats en laat de planten na een regenbui zo snel mogelijk opdrogen. Mocht je een balkon hebben met een overkapping, dan zou dat ideaal zijn want dan kan ze niet nat regenen.

En zorg dat je een ras kiest dat geschikt is voor de buitenteelt in Nederland (met een korte teeltduur en bestand tegen koel weer). Dan is het zeker de moeite van het proberen eens waard, want niets is zo lekker als je zelfgeteelde meloenen. Zorg voor een ruime pot, zo’n 35-40 centimeter omvang, en maak er een hekwerk in waar de meloen in kan klimmen (je zult haar af en toe moeten helpen door wat op te binden). Als er eenmaal meloentjes zijn gevormd zul je die iets moeten beschermen; zorg dat ze vrij hangen of liggen en eventueel gesteund worden zodat ze niet af kunnen breken en kunnen vallen, bij voorkeur leg je de meloentjes op een plakje of zo (dan kunnen ze ook niet nat blijven en gaan rotten).

Geef een gemiddelde hoeveelheid voeding, volgens de aanwijzingen op de de verpakking; teveel voeding zorgt voor veel groei en weinig meloentjes, en voor een makkelijkere aantasting door ziekten en schimmels. Geef zeker niet teveel water, ook bevordert schimmelziekten en de wortels kunnen makkelijk gaan rotten. Regelmatig een beetje water geven, lichtvochtig maar zorg dat de wortels niet in kletsnatte grond staan. Kijk verder voor de teelttips nog even op de pagina van Meloenen. En, oh, ja, kijk dan ook even op de pagina van Watermeloen; nog wat lastiger omdat watermeloenen nog meer van warmte houden maar de verzorging is ongeveer hetzelfde en er zijn rassen met kleine watermeloentjes die het Nederland met wat kunst en vliegwerk en een mooie zomer ook zouden moeten kunnen doen.

Paprika

Een paprika is hetzelfde als een peper, lees vooral eerst even het verhaal over pepers, dat is wel belangrijk. Het verschil tussen een paprika en een peper is dat de paprika als plant wat kleiner blijft (uitzonderingen daargelaten) en als vrucht wat groter is (ook daar weer uitzonderingen). Zaaien, verzorgen, potmaat, etc. blijft echter hetzelfde als bij de peper, dus kijk vooral hieronder even voor de bijzonderheden. Voor de teelt in potten zijn de leukere soorten juist erg geschikt; er zijn tegenwoordig niet alleen maar blokpaprika’s, maar ook puntpaprika’s, snackpaprika’s, minipaprika’s, rood, geel, oranje, maar ook chocoladebruin en lilapaars (al rijpen die af naar rozerood).

Leuke kleurtjes en vormen dus, maar let bij je keuze toch in de eerste plaats altijd op de vroegheid van een ras, en dus de kans om in onze koele Nederlandse zomers te kunnen groeien en rijpen. Kijk voor meer bijzonderheden eerst even hieronder bij de Peper, en daarna n og even op de pagina van Paprika

Peper

Een peper is zeer geschikt voor potteelt, en wel om 3 redenen: ze heeft er een mooi formaat voor (de meeste peperplanten worden 30 tot 100 centimeter hoog, er zijn maar een paar uitzonderingen). reden 2 is dat de peper veel zon en warmte nodig heeft, en in pot kun je goed voor haar zorgen (het zonnigste plekje geven, beschut zetten bij regen, etc.) En de derde reden is dat wanneer er in oktober nog veel onrijpe pepers aan de planten hangen je de plant in de huiskamer bij het raam kunt zetten waardoor de laatste pepers binnen nog kunnen rijpen.

Peper Purple Flash plant in pot
Peper Purple Flash in pot

Pepers zijn trouwens halfheesters, je kunt ze dus als kuipplanten overwinteren, al zijn pepers niet de gemakkelijkste planten om te overwinteren. Kies voor de eenjarige teelt het liefst wel vroege soorten, zaai ze op tijd en verpot ze in april naar hun definitieve pot (bij voorkeur 7,50 liter) zodat ze vaak al in bloei staan wanneer ze rond 12 mei (IJsheiligen) naar buiten mogen.

Pepers hebben niet veel voeding nodig, geef vooral niet meer dan een bescheiden hoeveelheid basisbemesting (ik kies zelf voor een goede kwaliteit potgrond en na een week of 7 geef ik een klein schepje Osmocote of iets vergelijkbaars). Teveel voeding zorgt voor veel groei en blad en een slechte vruchtzetting. Ze willen licht vochtig staan maar zeker niet kletsnat. pepers hebben wel een lang seizoen nodig (je zaait ze in februari en je kunt pepers oogsten vanaf ongeveer augustus/september – tot de vorst). En dat lange seizoen is niet erg want het zijn decoratieve planten.

Bedenk dat er milde en zeer hete pepers zijn en alles ertussenin, ook de zoete vorm, de paprika is een peper (ze behoren beiden tot de Capsicum annuum – al zijn er nog wel pepers in andere Capsicum-species). En er zijn ook mooie planten, met bont blad, of donkerpaars blad, met paarse bloempjes, met pepertjes in allerlei kleurtjes, etc. Op de foto rechts zie je het ras ‘Purple Flash’ in pot op onze terrastafel; donkerpaars bont blad, paarse bloempjes en heel kleine bij zwarte pepertjes die uiteindelijk rood afrijpen. Kijk voor tips m.b.t. zaaien, verzorgen, snoeien, etc. op de pagina van de Pepers

Peper Habanero Peach in pot

Pompoen

Een pompoen lijkt wel wat op een courgette, maar er zijn 2 grote belangrijke verschillen: een pompoen wordt nog veel groter dan een courgette, omdat ze rankend is, ze kan gemakkelijk 2 vierkante meter ruimte innemen. En het 2e verschil: de opbrengst is duidelijk minder groot. Toch is ze zeer de moeite waard, al geldt dat vooral voor een echt flink balkon of bijvoorbeeld een dakterras. Omdat de plant van de pompoen rankend is kun je haar ook laten klimmen, of misschien half laten kruipen. Ook de pompoen maakt mooi groot groen blad, krijgt mooie grote geelroanje bloemen, al zullen ze niet zo talrijk zijn.

Waar de courgette de hele zomer oogst geeft zul je met een pompoen langer geduld moeten hebben; een pompoen moet rijpen (en bijna altijd verandert ze dan van kleur en gebeurt dat pas aan het einde van de zomer/begin van de herfst). Voordeel is dan weer wel dat je de pompoen (mits goed van de plant afgesneden, met een stukje steel) vaak nog weken, of zelfs maanden op een koele donkere plaats kunt bewaren. Voor de teelt in potten zou ik zelf voor speciale kleinere rassen kiezen, of in ieder geval voor een kleinvruchtig ras (kleinere vruchten, maar wel meer per plant en meestal net iets minder groot van plantformaat).

Ook voor een pompoen moet je dus een flinke pot nemen, breed maar vooral diep genoeg want ze maakt naast een oppervlakkig horizontaal wortelsysteem ook nog een lange hoofdwortel. De doorsnede moet minimaal 40 centimeter zijn en ze moet dus ook behoorlijk hoog/diep zodat die hoofdwortel kan groeien. Ik heb eens een blog over dit onderwerp geschreven: Aorta. Kleine en dus geschikte rassen voor de teelt in pot zijn bijvoorbeeld Burpee’s Butterbush, Gold Nugget, Butterscotch, Shokichi, etc.

Zorg voor voldoende voeding, als grote plant lust ze wel wat, maar houd je ook nu wel weer ongeveer aan de aanwijzingen op de verpakking (al mag je af en toe een klein schepje meer geven). Zorg tijdens de groei voor voldoende vocht, laat de grond zeker niet uitdrogen. Als de pompoenen zijn gevormd en gegroeid mag je voeding en vocht verminderen want dan is het wachten op het rijpen van de pompoenen. Kies een standplaats in de zon en geef in de pot water, niet op het blad, want pompoenplanten zijn gevoelig voor meeldauw (net als courgettes, augurken, komkommers en meloenen).

En net als bij de courgette geldt dat je eigenlijk 2 planten moeten planten om te zorgen dat er voldoende vrouwelijke en mannelijke bloemen aan beide planten aanwezig zijn om voor bestuiving (door insecten) te zorgen. 1 plant gaat dus ook maar dan zal de opbrengst wel lager liggen (simpelweg omdat er tegelijkertijd mannelijke bloemen en vrouwelijke bloemen open moeten zijn en dat lukt niet altijd even goed). Er zijn ook nog verschillende vormen; naast de bekende oranje Hokaidopompoen zijn er ook Butternuts, grote platronde pompoenen, rijkdragende kleine pompoenen, etc., er zijn heel veel vormen en kleuren. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van de Pompoen

Op deze foto zie je het pompoenras Bush Baby in pot; speciaal voor de teelt in potten, een redelijk compacte plant met kleine butternut-pompoentjes.

Tomaat

Tomaten zijn zeer geschikt voor de teelt in potten. Er zijn stamtomaten, struiktomaten, dwergstruikjes, en elke varieteit heeft wel zijn specifieke verzorgingseisen.

Op de foto zie je het ras Jip & Janneke, een echt heel klein dwergstruikje (hoogte is zo’n 25 centimeter), en daardoor dus ook geschikt voor een kleine pot.

Bedenk dat stamtomaten wel groot worden, ruim 150 centimeter; ze hebben dus ook een grote pot nodig, en je zult een stok bij de stam moeten zetten en de planten moeten verzorgen (dieven, opbinden, toppen, blad plukken). Ze geven wel vaak de beste opbrengst. Ook een struiktomaat heeft nog een vrij grote pot nodig en ook die heeft een stok bij de stam nodig, maar je hebt er wat minder onderhoud aan en de planten worden ook niet zo groot (70 tot 130 centimeter).

De dwergstruikjes zijn er in meerdere maten maar hebben wel allemaal dezelfde verzorging; ze hebben een wat minder grote pot nodig (een 5- of 7,5- literpot voor echte kleine dwergstruikjes tot een 10-liter pot voor een struikje van zo’n 40 tot 60 centimeter hoog. Je hoeft ze niet te dieven en ook niet op te binden. Zet dit soort tomaten op een tafeltje of zuil want vaak zie je dat door de zwaarte van de vruchten de planten een wat hangend karakter krijgen.

Tomaat Cherry Cascade in pot

Op de foto zie je de tomaat Cherry Cascade, een bijna hangende tomaat. Ze staat in een extra grote pot (50 cm doorsnede), en daarin heb ik 3 planten gezet. Zo maakt ze een pot vol en de takken met bloempjes en tomaatjes hangen mooi over de rand heen..

Kies rassen met een korte teeltduur die geschikt zijn voor buitenteelt. Extra decoratief is het als je kiest voor verschillende kleuren tomaatjes (rode, romaatjes, geel, oranje, cherry, soms zelfs met streepjes). Tomaten houden van zon en niet van regen (wel zo handig in een pot dus want je kunt de potten bij regenachtig weer misschien wel wat meer beschut zetten. Tomaten hebben niet veel voeding nodig, geef alleen de basisbemesting (bijvoorbeeld Osmocote of een organische voeding die je elk week moet geven), maar wees er matig mee: bedenk dat veel stikstof ziekelijke planten geeft en veel blad en weinig vruchten. Een beetje Kali vindt een tomaat wel lekker, voor de smaak en houdbaarheid van de vruchten. Kijk vooral op de pagina Tomaten voor de verschillende vormen, hoe te dieven, wanneer te zaaien, wanneer de zaailingen naar buiten kunnen, etc..

Grote (stam-)tomaat, grote pot, dwergstruiktomaat in kleine pot. In deze kleine pot zie je het ras Jip en Janneke.

WORTELGEWASSEN / KNOLGEWASSEN

Aardappel

Aardappelen groeien onder de grond. Dat maakt haar niet zo geschikt voor kleine potten, maar des te meer geschikt voor grote diepe potten of bijvoorbeeld zakken, of natuurlijk een verhoogde bak. Aardappelen hebben een gemiddelde bemesting nodig en vooral ook wat extra kali (voor de ontwikkeling van de knollen). Geef dus een organische bemesting (volgens aanwijzingen op de verpakking eens per week of eens per 2 weken), en kies dan een voeding met wat extra kali erin. Aardappelen hebben flink wat water nodig maar willen niet nat blijven staan (met een grote kans op waterrot en Phytophtora), geef ze dus voldoende water maar laat de grond daarna wel weer wat opdrogen en zorg voor een goede afwatering (door afwateringsgaten in de bodem van de pot, maar ook door bijvoorbeeld wat grof zand door de potgrond te mengen).

Aardappelen poot je in pot het liefst zo’n 15 centimeter onder de grond, en ze hebben niet zo lang nodig (je poot bijvoorbeeld vroege aardappelen begin maart en dan kun je ze in juli oogsten). Er zijn rassen met paarse bloempjes en rassen met witte bloempjes, niet elke aardappel bloeit trouwens. En er zijn rassen met gele schil rode schil en er zijn paarse aardappelen. Afhankelijk van het ras kun je bij het poten van 1 aardappel 3 maanden later zo’n 6-15 aardappelen oogsten. Ik kan het hier “op papier” wel uitleggen maar je kunt op youtube duidelijke filmpjes vinden over het telen van aardappelen in potten: Zoek op www.youtube.com op de term ‘growing potatoes in containers’ en je vindt heel veel filmpjes, het is een beetje zoeken welke informatie je waardevol vindt en welke informatie of methode niet handig of niet waardevol lijkt.

Knoflook

Knofloken zijn nu niet bepaald heel decoratief……. maar wel erg lekker. En het belangrijkste, ze groeien in de koudste periode van het jaar: knoflook zaai je niet maar je plant een teentje en je oogst een bol, en het planten van een teentje kun je al in oktober doen, wanneer er al potten leeg komen. Houd de potten dan wel een beetje beschut en dan hebben de teentjes voor de winter al zo’n 10 centimeter loof gemaakt. In de winter staan de planten stil, maar eind februari gaat het loof verder groeien en daarna natuurlijk de bol.

Die bol kun je volledig volgroeid oogsten (rond juni-juli, het loof is dan helemaal dor en bruin), maar je kunt vanaf april ook gewoon onvolgroeide kleinere bolletjes oogsten, de verse knoflook (en je kunt dan ook het blad eten) is extra sterk qua geur maar op een vreemde manier toch ook zacht van smaak, lekker. Op de foto rechts zie je de rode knoflook Sulmona, extra sterk en geoogst vlak voor het afsterven, zo rond begin juni.

In juni-juli komen de potten dus leeg, de knofloken kun je dan (gedroogd en koel en donker bewaard) tot ver in de winter gebruiken (en natuurlijk een paar tenen in oktober weer planten), en de potten kunnen in juni-juli dan nog prima voor andere groenten gebruikt worden. Knofloken houden van zon, en van een luchtige grond; meng wat brekerzand door de potgrond voor het planten. Geef voldoende water maar zorg dat de planten niet in kletsnatte grond blijven staan. Naast de voeding die de eerste 8 weken in de potgrond zit kun je knoflook een matige hoeveelheid voeding geven, let er wel op dat er wat extra kali in zit (voor de ontwikkeling van de bol).

Een potmaat is lastig te noemen; als je een ronde pot heb kun je daar knoflooktenen in planten met een afstand van zo’n 10-12 centimeter, en houd die afstand ook aan vanaf de rand van de pot. In een langwerpige pot of bak kun je dus wat meer tenen kwijt omdat je ze dan in een rijtje kunt zetten. Knoflook wortelt niet heel diep, de potten hoeven niet veel dieper te zijn dan 25 centimeter. Kijk voor de andere bijzonderheden met betrekking tot de teelt op de pagina van de Knoflook

Knofloken lopen uit in een verhoogde bak in november

Knolselderij

Knolselderij is wellicht niet de leukste of beste groente voor de teelt in een pot. Dat komt omdat ze een heel lang seizoen nodig heeft (je zaait haar in maart/april en je oogst haar pas in oktober/november). Ze is niet echt mooi, maar wel bijzonder door de lichtbruine knol die voor 4/5e deel boven de grond groeit, met een toef geuurig selderijblad erop. Ze neemt veel plaats in, minimaal een potomvang van 30 centimeter per plant, en ze heeft wel een uitgebalanceerde voeding nodig om ook daadwerkelijk goede knollen te maken. Je mag wel wat van het blad plukken voor in de soep of zo maar er moet ook ruim voldoende blad aan de plant blijven om de knol van voeding te voorzien.

Al met al dus niet heel aantrekkelijk voor een potten tuin…… maar als je gek bent op knolselderij is het misschien wel nodig want zelfgeteelde knolselderij is wel heel veel sterker van smaak dan in de winkel gekochte knolselderij. Als je het wilt proberen; zoek een plekje in zon of halfschaduw, en geef de planten voldoende en regelmatig voeding (volgens de aanwijzingen op de verpakking). Geef ook regelmatig voldoende vocht, knolselderijen groeien graag langzaam en gestaag, dus niet uit laten drogen en ook geen periode voeding vergeten. Lees voor verdere informatie op de pagina van de Knolselderij

Knolvenkel

Knolvenkel uit eigen tuin heeft veel meer anijssmaak dan knolvenkel uit de winkel, niet iedereen kan die anijssmaak waarderen. Maar als je knolvenkel wel lekker vindt dan is ze zeker ook eens leuk voor de teelt in potten. Mooi omdat de witgroene knol boven de grond groeit en ook nog heel fijn frisgroen loof geeft (dat als het kruid venkel ook nog eetbaar is). De teelt duurt ook niet erg lang, je kunt haar gemakkelijk voor andere groenten telen, of juist erna. Want knolvenkel heeft 1 nadeel; in de warmste maanden schiet ze wel snel door. Zaai haar dus vooral in het voorjaar (maart) of na de langste dagen (vanaf eind juni).

De teeltduur van knolvenkel is ongeveer 3 maanden, je kunt in maart gezaaide zaden dus als knolvenkels in juni-juli oogsten, en eind juni gezaaide knolvenkels dus in oktober oogsten. Knolvenkel heeft een pot nodig die niet alleen diep genoeg is om de wortels te kunnen laten groeien, maar de afstand tussen 2 knolvenkels moet minimaal 20 centimer zijn. Je kunt dus 1 knolvenkel in 1 kleine pot telen (maar 1 knolvenkel is niet eens voldoende voor 1 maaltijd), of je kunt een langwerpige bak met potgrond vullen en de knolvenkel zo op een rij planten, dat is altijd qua ruimtebesparing zuiniger dan een ronde pot waar je dan maar 3 of hooguit 4 knolvenkels in kunt planten.

Knolvenkels willen voldoende voeding en vocht maar je moet niet overdrijven; van beiden teveel geven geeft snel doorschieten, of juist rotten van wortels. Zorg voor een plekje in de zon en geef een matige hoeveelheid samengestelde voeding (volgens aanwijzingen op de verpakking), zorg dat er in die voeding wat kali zit, voor de ontwikkeling van de knol. En geef regelmatig water, maar niet al te veel: knolvenkels houden van een gestage groei, droogte of juiste te natte grond zorgt sneller voor doorschieten. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Knolvenkel

Knolvenkel in de derde week van september, in een verhoogde bak

Kroot

Krootjes zijn erg leuk in pot (krootjes zijn trouwens ook erg leuk en lekker uit de volle grond). Krootjes groeien helaas voor de helft onder de grond maar de andere helfst kun je prima zien (en dus ook zien groeien). Daarnaast hebben krootjes mooie roodgeaderde bladeren. Bedenk echter dat er verschillende krootjes zijn; niet alleen de ronde die we in de winkel zien, maar ook ovaal langwerpige (Cylindrica), of juist platronde. En dat is nog niet alles want naast de gewone rode krootjes bestaan er ook witte krootjese, gele krootjes en witte krootjes met een rode rand (Chioggia), en deze 3 soorten hebben groene bladeren zonder rode blos/nerf). En er zijn nog wat soorten die juist extra donkerrood blad hebben, en dat staat natuurlijk wel erg leuk in een pot. Of misschien een mengsel van verschillende kleurtjes.

De teelt duurt ook niet erg lang, je kunt haar gemakkelijk voor andere groenten telen, of juist erna. Krootjes zijn niet zo snel gevoelig voor doorschieten en ook niet zo heel gevoelig voor kou, je kunt haar dus van eind februari tot eind juni zaaien, voor oogst van eind juni tot eind oktober, een beetje afhankelijk van het ras en de omstandigheden en periode van zaaien doet 1 krootje er ongeveer 3 tot 4 maanden over om van 1 zaadje een goed formaat eetbare kroot te maken.

Krootjes hebben net als knolvenkel een pot nodig die niet alleen diep genoeg is om de wortels te kunnen laten groeien, maar de afstand tussen 2 kroten moet minimaal 15-20 centimer zijn. Je kunt dus 1 krootje in 1 klein potje telen, maar het is wellicht handiger om een langwerpige bak met potgrond vullen en de krootjes zo in een rij te planten, dat is altijd qua ruimtebesparing zuiniger dan een ronde pot.

Krootjes hiouden wel van zon, maar halfschaduw is ook prima voor ze. Ze willen voldoende voeding maar overdrif er niet mee (hou je aan de aanwijzingen op de verpakking en zorg voor wat extra kali voor de ontwikkeling van de kroot). En geef krootjes voldoende vocht. laat ze vooral niet uitdrogen. Je moet niet overdrijven maar liever iets te vochtig dan iets te droog. Kijk voor de algemene teelttips op de pagina van Krootjes

Radijs

Radijsjes zijn erg leuk in pot. Om deze redenen; ze groeien heel snel, binnen 6 tot 10 weken na het zaaien kun je al radijsjes oogsten (afhankelijk van de periode waarin je teelt). Radijsjes nemen weinig plaats in; je kunt ze in een groepje in een pot zaaien maar ook in een lang bak, maar ook bij nog jonge planten in de pot erbij (tegen de tijd dat de plant in de pot groter is geworden heb je de radijsjes al geoogst), dus als een soort randbeplanting.

Radijsje kunnen goed tegen kou; je kunt ze zaaien van half februari tot in september en zo elke keer verse radijsjes zaaien en oogsten en eten. Radijsjes hebben nog een voordeel; als je ze per ongeluk iets te dicht op elkaar hebt gezaaid, dan kun je gewoon de grootste radijsjes voorzichtig oogsten en opeten en de rest groeit dan weer verder zodat er steeds meer ruimte komt en er steeds meer radijsjes kunnen groeien (overdrijf hiermee niet, het is niet de bedoeling dat je een heel zakje zaden in een potje strooit omdat ze toch wel groeien, te dicht opeen gezaaid kan er natuurlijk niets groeien).

De plant van een radijsje wordt maar zo’n 15-25 centimeter groot en het radijsje zelf natuurlijk maar een centimeter of 2. Dus in een kleine pot van 30 centimeter kun je toch al zoveel kwijt dat je een leuk bosje radijs kunt oogsten. Radijs staat graag in de zon, hoewel halfschaduw ook prima gaat. Zorg voor voldoende voeding (niks overdreven, gewoon volgens de aanwijzing op de verpakking), en zorg voor regelmatig water want zonder water groeien er geen radijsjes, laat ze niet uitdrogen. Kijk voor verdere tips met betrekking tot deze makkelijke en snelle teelt nog even op de pagina van Radijs

Sjalot

Ook sjalotten zijn nu niet bepaald heel decoratief……. maar ook wel erg lekker. Je vermeerdert ze vegetatief: oftewel, je plant een sjalotje en je krijgt er een bosje van 6 tot 10 sjalotten voor terug. Je plant sjalotjes al heel vroeg, begin februari, en je unt ze dan in juli oogsten, wanneer het loof is afgestorven en je de sjalotten net boven de grond in een soort cluster ziet liggen.

Je moet met die manier van groeien wel rekening houden, als je een sjalotje ziet zou die makkelijk in een klein potje passen maar bedenk dat bij het groeien de sjalot vanuit het hart zo ongeveer 6 tot 10 nieuwe sjalotten om zich heen maakt, en dus heb je veel meer ruimte nodig dan je zou denken, reken per sjalot toch al snel op een pot met een omvang van 25 maar liever nog 30 centimeter, plant de sjalot in het midden daarvan.

In de eerste maanden is de sjalot juist wel decoratief; er wordt veel groen bieslookachtig loof gemaakt. Pas tegen eind mei begint dat loof al wat dor te worden en een paar weken later is het afgestorven en zie je de sjalotten liggen. Als je ze oogst moet je ze nog wel laten drogen (je kunt ze uiteraard ver eten maar om te bewaren moet je ze een week of 2 laten drogen). Je kunt sjalotten wel bewaren tot het volgende voorjaar (zorg dus dat je een paar sjalotjes bewaard om rond februari volgend jaar weer te planten.

Sjalotten hebben niet veel voeding nodig, geef een matige hoeveelheid, maar geef wel wat extra kali voor de vorming en groei van de sjalotten. En sjalotten hebben wel vocht nodig maar zorg dat de grond niet kletsnat blijft, geef regelmatig maar matig water. En zorg voor een zonnige standplaats. Dat bij elkaar zorgt voor de opbrengst van mooie flinke sjalotten die extra sterk van smaak zijn. Kijk voor andere teelttips nog even op de pagina van Sjalot

Ui

Uien zijn wellicht niet de beste keuze voor de teelt in potten. En dat om geen enkele andere reden dan dat 1 klein pootuitje 1 grote ui wordt (ik heb wel eens een mailtje gehad van iemand die dacht dat 1 plantuitje een bos uien zou geven, dat is dus helaas niet zo 🙂 Je hebt dus voor 1 plantuitje al een pot van 20 centimeter nodig en dat allemaal voor 1 ui. En een ui is ook weer niet bijzonder attractief, een ui moet afsterven voor je haar kunt oogsten (om te bewaren dan) en voor dat afsterven wordt het blad lelijk en gaat liggen en wordt bruin. Zelf zou ik, als ik iets ui-achtigs in potten zou willen, kiezen voor sjalotten. Of wel voor uien maar dan iets bijzonders, want ‘gewone uien’ zijn in de winkel ook nog eens goedkoop. Maar reuzeuien (zoals Ailsa Craig, Kelsae, die kunnen wel 700-800 gram zwaar worden, foto rechts), zijn natuurlijk wel bijzonder en leuk om in een pot te telen, de ui groeit voor een groot gedeelte boven de grond. Er zijn ook rode uien en rode reuzenuien, er zijn zelfs langwerpige roze uien (Lunga di Firenze), wel leuk om daar een plekje voor vrij te maken.

Uien kun je via een plantuitje planten maar je kunt ze ook zelf zaaien, de bijzondere soorten zul je zelf moeten zaaien en dat is ook niet zo moeilijk. Uien willen graag wat kou bij het zaaien, ik zaai ze in februari, vorst deert ze niet. Een in februari gezaaid uienzaadje zal rond augustus een volwassen en eetbare ui geven (een plantuitje wat eerder, zo rond juli).

Uien houden van zon, van matig voeding maar wel wat kali en regelmatig wat water; laat de grond niet uitdrogen, maar zorg wel dat teveel vocht kan weglopen. Kijk voor andere teelttips nog even op de pagina van Ui

Uien in een verhoogde bak

Witlof

Niet iedereen weet dat de witlofteelt eigenlijk bestaat uit 2 teelten: eerst zul je een wortel moeten telen. Na het zaaien groeit er een plant met groen blad en die haal je met wortel en al in de herfst uit de grond en laat je drogen. En vervolgens plant je die wortel weer, maar dan in zand of zanderige grond. Door het voedsel dat opgeslagen zit in de wortel groeit er een witlof uit de kop van de wortel. Maar daarvoor mag het niet te koud zijn (niet buiten maar bijvoorbeeld op zolder of juist in de kelder), en het moet er donker zijn (anders krijg je groene wijduitstaande witlof in plaats van witte dichte kropjes).

En dus lijkt de teelt van witlof wel wat ingewikkeld en tijdrovend. En dat is het ook wel, je moet wel goed weten waar je aan begint. Maar mocht je ook nog ergens een stukje tuin hebben zou je dus wel kunnen overwegen om in die tuin de wortels te telen en het trekken van de kropjes in de herfst of later in huis te doen.

Als leuke plant in een pot op een terras lijkt ze in ieder geval minder geschikt want ze is niet bijster decoratief en je moet de wortels dus ook laten drogen en dan nog weer oppotten en dan moet ze naar binnen (ook bij het leukste gedeelte, het trekken van de witlof, heb je er dus op je balkon geen plezier van, want dat gebeurt op een donker plaats in huis ). Oftewel; erg lekker, leuk om te doen in een moestuin (en dus ook in een verhoogde bak waarin de wortels zich goed kunnen ontwikkelen, maar of het nu echt zo geschikt is in potten; het kan wel maar heb je er ook iets aan, dat is de grote vraag.

En als je toch vindt van wel (want wie ben ik, wees vooral eigenwijs), dan nog even de algemene gegevens: een kleine tot middelgrote pot per plant is voldoende (of meerdere planten in een grote pot). Elke plant levert later slechts 1 kropje witlof. Dus zorg voor meerdere planten, voor een zonnige standplaats, een gemiddelde hoeveelheid voeding volgens aanwijzingen op de verpakking, en regelmatig water (maar niet kletsnat). Kijk voor de informatie over hoe je dan de wortels oogst, droogt en oppot voor de oogst van witlofkropjes op de pagina van Witlof

Wortel

Worteltjes zijn ook leuk in pot, al is het maar omdat ze een flinke dot fel frisgroen blad maken. En worteltjes kunnen best goed tegen kou, dus je kunt al vroeg beginnen met zaaien (eind februari) en je kunt ze nog laat oogsten (oktober). De teeltduur van zomerwortelen is ongeveer 3 maanden, je kunt dus meerdere keren zaaien voor een hele zomer oogst. Dan heb ik het over zomerworteltjes. Er zijn natuurlijk ook nog winterpenen, met hetzelfde vrolijke blad maar winterwortelen zaai je in april en dan oogst je ze pas in oktober, handig voor volle grond maar wellicht minder geschikt voor de teelt in potten: simpelweg omdat winterpenen veel dikker en groter worden dan zomerworteltjes en dus een grotere pot nodig hebben, een behoorlijk diepe pot nodig hebben, veel meer voeding nodig hebben, en een langere teeltduur hebben en dus meer tijd.

Ook zomerworteltjes hebben een goede pot nodig hoor, bedenk dat worteltjes zo’n 20 centimeter lang worden en daaronder  nog haarvaatjes maken waar ze voeding en vocht uit kunnen opnemen; je pot moet dus minimaal 35 centimeter diep zijn, liever nog wat dieper. Je kunt worteltjes dan wel breedwerpig zaaien in een pot en er elke keer de dikste worteltjes uit oogsten, de rest kan dan verder groeien voor latere oogst. Met breedwerpig zaaien bedoel ik natuurlijk niet dat je ze al te dicht op elkaar moet zaaien maar je kunt zo wel een pot vol zaaien; als je toch te dicht op elkaar zaait kun je na het kiemen trouwens heel gemakkelijk uitdunnen door het teveel aan zaailingen als zaailing er tussenuit te halen.

Als je niet zulke diepe potten hebt of wilt kies dan voor Parijse worteltjes; dat zijn ronde worteltjes, die hebben dus minder diepte nodig. Helaas bestaan dat soort rassen niet voor winterpeen, die hebben echt een diepe pot nodig en je zaait winterwortelen op minimaal 10 centimeter afstand. Worteltjes houden van zon, en ze hebben een goede waterhuishouding nodig; dat betekent dat ze voldoende vocht moeten krijgen maar niet graag te nat blijven staan. Zorg daarom voor een luchtige potgrond dat je extra luchtig maakt door een kwart deel brekerzand door te mengen. Worteltjes hebben niet zo veel voeding nodig, geef een matige hoeveelheid (volgens aanwijzingen op de verpakking) maar kijk of er wel wat kali in de voeding zit; kali (de K in NPK) zorgt voor een goede ontwikkeling van de wortel. Kijk voor de algemene teelttips van zowel zomer- als winterwortels op de pagina van Wortel

En dit is dan het einde van het hoofdstuk over de mogelijkheden van de verschillende groenten in potten of bakken. Kijk vooral ook nog even naar deze hoofdstukken:

Tot slot nog 1 foto die het voor mij wel zo ongeveer samenvat:

Een volle tuin; vol met groenten, kruiden, bloemen, fruit, in grond, bakken, potten, alles vrolijk door elkaar gemengd.

Meld je aan voor de nieuwsbrief